
Ik wil het hebben over de betekenis van woorden, het kloppen van de inhoud van woorden en hoe moeilijk dat is. Ik zal wellicht heilige huisjes intrappen met dit schrijfsel, het is ook ‘maar’ zoals ik ernaar kijk. En toch: het is zoals ik ernaar kijk. Niemand hoeft dit over te nemen.
Een eenvoudig voorbeeld.
Ik heb lang moeten wennen aan het gebruik van het woord ‘straks’. Telkens mijn man ‘s ochtends vertrok naar zijn werk zei hij: ‘Dag meiske, tot strakskes he’. Mijn man was van Antwerpen en de ‘kes’ werden vaak toegepast. Voor mij is straks gelijk aan een tijdsbestek van een kwartier, een half uur of hoogstens een uur. In het begin vroeg ik hem heel gemeend: ‘Ach leuk, ga je niet een hele dag werken dan?’ en voelde ik ontgoocheling toen hij zei: ‘natuurlijk wel’. Later, ik wist al beter, plaagde ik hem vaak met zijn ‘strakskes’, zo hoefde ik ook niet te vroeg thuis te zijn.
Uitdrukkingen als: ‘Spring eens binnen als je passeert’, ‘We zien wel’, ‘Ik zal er zeker eens aan denken’, … Wie gebruikt ze niet? Zelfs als we weten dat niemand zal binnenspringen, dat we helemaal niets zullen zien en dat we, door te zeggen er zeker eens aan te denken, onszelf al de vrijkaart geven om het te vergeten.
Het gebruik van woorden. We gaan er te licht mee om, vind ik. We gebruiken woorden om een inhoud te benoemen die niet voor die woorden bestemd is. Vind ik. Of omgekeerd: we menen een inhoud te snappen en geven er dan een gekend woord aan.
Waar ik zelf zuinig mee ben is met het gebruik van begrippen. De inhoud van die begrippen moet juist zijn. Je leest het goed: het moet.
Ik geef een voorbeeld: het begrip therapie.