
Een antwoord op de vraag of er binnen therapie ruimte is voor het buikgevoel of dat er eerder een strikt schema gevolgd moet worden, kan ik alleen maar vanuit mezelf als therapeut beantwoorden.
Ik heb jaren les gegeven aan maatschappelijk assistenten in opleiding en aan mensen die een therapeutische richting volgden. Ik gaf er systeemtheorie (= een richting binnen de therapie) en ik heb de basisvaardigheden van de contextuele therapie aangeleerd. Een theorie kan maar aangeleerd worden door de theorie zuiver weer te geven. Mijn lessen rondde ik af met de boodschap: ‘Jullie hebben nu de strikte lijnen gekregen, neem ze in je op, denk erover na en maak hiervan iets wat bij jou past. Het enige instrument als therapeut waarover je beschikt, is je eigen persoon.’
Toen ik als therapeut afstudeerde zei Marc Nevejan, de psychiater die ons opgeleid had, een man aan wie ik heel warme herinneringen heb:
‘Alle zestien hebben jullie dezelfde theoretische lessen gekregen en toch zijn jullie zestien verschillende therapeuten en maar goed ook want therapie is geen robot werk.’
In elke therapeutische richting, niet alleen bij gedragstherapeuten of cognitief geschoolde therapeuten, heb je mensen die zich strikt aan een schema houden en anderen die de theorie eerder op de achtergrond laten meespelen en voorrang geven aan het menselijk aspect.
Wat mezelf betreft: ik weet na al die jaren niet meer wat ‘aangeleerd’ is en wat uit mijn buik komt. Natuurlijk ken ik nog de theorieën die mij als therapeut ondersteunen en waarin ik me thuis voel, meer zelfs: waardoor ik ooit thuis kwam. Maar, als een cliënt voor mij zit dan denk ik daar niet aan. Ik luister, ik laat de verhalen hun plek vinden in mijn lichaam en ik reageer. Ik heb geen uitgetekend vast plan, ik werk wel vanuit bepaalde overtuigingen die ik – indien nodig – uitleg.
Na 32 jaar durf ik schrijven: het soort therapie is ferm ondergeschikt aan de persoon van de therapeut. Ik bedoel: wanneer je als cliënt geen klik voelt bij de persoon van de therapeut dan denk ik niet dat het zal werken.
Waarmee ik meteen de vraag beantwoord heb hoe belangrijk de klik is tussen de therapeut en de cliënt: enorm als je het mij vraagt.
Over therapie zijn onnoemelijk veel boeken geschreven. Er zijn tal van therapeutische stromingen en er komen er nog steeds bij. Moeilijk als je daar je weg in zoekt. Zoals ik in een eerder stukje schreef: zoek je een therapeut, bevraag je dan. Vraag naar de achtergrond van de therapeut, naar de gedane opleiding, naar ervaring. In België zijn een aantal therapeutische opleidingen erkend. Vraag daarnaar. Eén van de vragen die je kunt stellen is of de therapeut aangesloten is bij een beroepsvereniging. Dit geeft al aan dan het iemand is die opgeleid is want beroepsverenigingen accepteren niemand zonder opleiding. Dit als reactie op de vraag: ‘Hoe merk je het onderscheid tussen kwakzalvers en therapeuten?’
Of een bepaalde therapie een bepaald probleem kan wegnemen? Dit hangt af van het probleem. Geen enkele therapeut kan een aangedaan onrecht goedmaken. Er kan wel gezocht worden naar hoe zich te verhouden tot dat onrecht zodat het leven leefbaarder wordt. Stroeve gezinsrelaties kunnen door therapie versoepeld worden, gedragspatronen kunnen – indien nodig – doorbroken worden. Maar altijd, altijd is er de wil en de kracht nodig van de cliënt.
Heb je nog vragen of opmerkingen over dit onderwerp? Plaats ze in een reactie, antwoord verzekerd!